Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1793

Datum uitspraak2008-10-23
Datum gepubliceerd2008-10-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers567498
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

In het Sociaal Plan is de bepaling opgenomen dat een uitkering kan worden toegekend gelijk aan de voor betrokkene geldende kantonrechtersformule, factor C=1, doch nooit meer dan de verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Vraag is of bij de bepaling van de inkomensderving rekening mag worden gehouden met een door de werknemer te ontvangen WW-uitkering die op de uitkering in mindering mag worden gebracht. De kantonrechter is van oordeel dat dit mag.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch Zaaknummer : 567498 Rolnummer : 08-5401 Uitspraak : 23 oktober 2008 in de zaak van: [eiser], wonende te Rijsbergen (gemeente Zundert), eiser, gemachtigde: mw. mr. C.J. Hoekstra Bonnema (Achmea Rechtsbijstand, Tilburg), t e g e n : de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wegener Nieuwsdruk B.V., gevestigd te Apeldoorn, gedaagde, gemachtigde: mw. mr. drs. E.D. David, juridisch stafmedewerker bij gedaagde, 1. De procedure Eiser heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. Gedaagde is in rechte verschenen en heeft een conclusie van antwoord genomen. De kantonrechter heeft daarop een comparitie van partijen gelast tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een vereniging van partijen. De comparitie heeft plaatsgevonden op 23 september 2008. Verschenen zijn eiser bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens gedaagde zijn verschenen haar gemachtigde en [X], hoofd P en O, en [Y], P en O-functionaris in Best en Breda. Op de door of namens partijen ter comparitie afgelegde verklaringen wordt hierna, voorzover van belang, teruggekomen. Aan het slot van de comparitie heeft de kantonrechter de uitspraak bepaald op heden. Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘Wegener’. 2. De feiten 2.1. [eiser] is geboren op 14 mei 1950 en sinds 16 augustus 1965 in dienst bij Wegener als productiebegeleider. Vanwege bedrijfseconomische redenen heeft Wegener besloten over te gaan tot een reorganisatie. Twee vestigingen met drukpersen, die van Breda en Best worden samengevoegd tot één waardoor een deel van het personeel per 1 oktober 2009 overtollig zal worden. 2.2 Om de negatieve gevolgen van de reorganisatie op te vangen is een Sociaal Plan opgesteld onder de naam Osiris. Op 24 februari 2007 heeft Wegener goedkeuring gekregen van de vakbonden voor dit Sociaal Plan Osiris. De ondernemingsraad van Wegener Grafische groep heeft op 27 februari 2007 een positief advies gegeven. Een onderdeel van dit plan is de onder C.1 opgenomen Vertrekstimuleringsregeling De eerste alinea van deze regeling luidt als volgt: “Indien een werknemer werkt voor een bedrijfsonderdeel binnen een groep uitwisselbare functies waar sprake is van overtolligheid kan hij onder de gestelde voorwaarden gebruik maken van de vertrekstimuleringsregeling. Deze regeling houdt in dat een werknemer op vrijwillige basis ontslag neemt en in aanmerking komt voor een eenmalige uitkering. Deze uitkering is gelijk aan de voor betrokkene geldende kantonrechtersformule (factor C=1, doch nooit meer dan de verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd)” (onderstreping door kantonrechter). 2.4. Bij brief van 12 maart 2007 (productie 3 bij dagvaarding) is aan [eiser] medegedeeld dat in zijn groep sprake is van overtolligheid, en dat het aantal productiebegeleiders met één fte zal moeten worden verminderd. Op 12 maart 2007 wordt de ‘overtolligheidsfase’ gestart. [eiser] kan binnen 6 weken zijn wensen kenbaar maken, en daarbij kiezen uit vijf mogelijkheden. Een van de mogelijkheden is het gebruik maken van de vertrekstimuleringsregeling op 1 oktober 2009. Ook is het mogelijk (nog) niet te kiezen voor een uittredingsregeling maar de besluitvorming over de definitieve boventalligheid af te wachten. Vervolgens zal de directie van Wegener besluiten of de gemaakte keuze voor een van de vertrekregelingen “definitief kan zijn” . 2.5. Op 12 april 2007 ontvangt [eiser] van Wegener een “Proforma berekening Vertrekstimuleringsregeling” ( productie 4 bij conclusie van antwoord). Hierin wordt een berekening gepresenteerd van de kantonrechtersformule naar aantal dienstjaren en loon van € 269.144,79. Op de berekening staat verder vermeld:“Aan deze berekening kunnen geen rechten worden ontleend”. 2.6 Bij brief van 16 mei 2007 aan [eiser] laat Wegener weten dat bij de berekening van de eenmalige uitkering rekening wordt gehouden met een te verkrijgen IOW-, en WW-uitkering. Op de vertrekvergoeding van € 269.144,79 dient volgens Wegener een korting te worden toegepast. Rekeninghoudend met de te verkrijgen uitkeringen komt de vertrekvergoeding op € 168.022,13. Meegedeeld wordt dat dan een inkomensgarantie van 100% van het huidige salaris bestaat. Op 10 mei 2007 is een gesprek geweest waarin [eiser] reeds mondeling van het voorgaande op de hoogte is gebracht. 2.7. Op 23 mei 2007 doet [eiser] aan Wegener het verzoek in aanmerking te komen voor de vertrekstimuleringsregeling “onder voorbehoud en in afwachting op het antwoord n.a.v. deze bijgaande brief aan sociale begeleidingscommissie Osiris.”. (productie 5 conclusie van antwoord. 2.8 [eiser] heeft een beslissing gevraagd van de begeleidingscommissie over de uitleg van de vertrekstimuleringsregeling en de hoogte van zijn vertrekvergoeding. Deze commissie beslist op 19 juli 2007 dat de bepaling dat de vergoeding nooit hoger kan zijn dan de inkomensderving tot de pensioengerechtigde leeftijd zo moet worden uitgelegd dat een WW en/of IOW-uitkering in mindering moet worden gebracht op de vergoeding. 2.9 [eiser] laat bij schrijven van 15 augustus 2007 weten dat hij gebruik wenst te maken van de vertrekstimuleringsregeling en dat zijn eerdere voorbehoud komt te vervallen. Bij brief van 17 augustus 2007 deelt Wegener mee dat de IOW-uitkering niet in mindering zal worden gebracht op de vertrekvergoeding. Uiteindelijk stuurt Wegener bij brief van 11 september 2007 aan [eiser] de concept vaststellingsovereenkomst toe, waarin het verzoek van [eiser] om gebruik te maken van de vertrekstimuleringsregeling wordt gehonoreerd, met daarbij een ‘Concrete uitwerking vertrekregeling en inkomensderving’ ter bepaling van de hoogte van de vergoeding. Deze uitwerking bevat de volgende berekening en toelichting: “Totale mogelijke WW-uitkering: -2 maanden 75% van het dagloon - 36 maanden (maximaal) 70% van het dagloon Vergoeding regeling stimulering vrijwillig vertrek = Totaal inkomen : aantal maanden vanaf datum uitdiensttreding tot aan de pensioendatum = Gemiddeld bedrag per maand tot aan 65 jaar Indien dit bedrag hoger is dan 100% van het laatst verdiende salaris inclusief vakantietoeslag en winstdeling wordt de vergoeding gemaximeerd tot een vergoeding waarmee het gemiddeld bedrag per maand uitkomt op 100% van het laatst verdiende salaris. De definitieve berekening zal worden opgemaakt per datum van de feitelijke boventalligheid.” (productie 10 bij conclusie van antwoord). 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert * primair een verklaring voor recht dat tussen partijen reeds overeenstemming was bereikt over de hoogte van de vergoeding uit hoofde van de vertrekstimuleringsregeling, te weten een bedrag groot € 269.144,79 bruto; * subsidiair een verklaring voor recht dat op grond van de tekst van het Sociaal Plan in de berekening genoemde uitkeringen niet van de vergoeding in het kader van de Vertrekstimuleringsregeling mogen worden afgetrokken; * meer subsidiair een verklaring voor recht dat als rekening mag worden gehouden met een WW-uitkering tevens andere aspecten moeten worden meegenomen zoals genoemd in punt 41 van de dagvaarding; * Wegener te veroordelen tot betaling van € 1.785,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met proceskosten. 3.2 [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag – kort samengevat- dat Wegener hem een aanbod heeft gedaan dat hij heeft geaccepteerd en dat Wegener daar later niet op terug kan komen. Verder dient de vertrekregeling uit het Sociaal Plan zo uitgelegd te worden dat geen rekening mag worden gehouden met een te verkrijgen uitkering. Als wel rekening moet worden gehouden met de uitkering dan moet met meer omstandigheden rekening worden gehouden. 3.3 Wegener betwist dat een aanbod is gedaan voor een vertrekvergoeding zonder aftrek van een WW-uitkering. De vertrekstimuleringsregeling in het Sociaal Plan legt zij anders uit. Ook de meer subsidiaire vordering heeft zij betwist. 3.4 Op hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd, wordt hieronder voor zover van belang nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De gemachtigde van eiser heeft met instemming van Wegener de tenaamstelling van gedaagde gewijzigd van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wegener Nieuwsdruk Best B.V. gevestigd te Best naar Wegener Nieuwsdruk BV gevestigd te Apeldoorn. Wegener is akkoord gegaan met voortzetting van de behandeling door de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch. 4.2 Tussen partijen bestaat allereerst verschil van mening over de vraag of tussen hen overeenstemming is bereikt over de hoogte van de te verkrijgen vertrekvergoeding nu [eiser], nadat aan hem de berekening van de vertrekvergoeding op basis van de kantonrechtersformule was uitgereikt, heeft aangegeven van de vertrekstimuleringsregeling gebruik te maken. [eiser] stelt dat Wegener eerst nadat [eiser] haar voorstel zoals dat is neergelegd in haar brief van 12 maart 2007 had aanvaard, in het gesprek van 10 mei 2007 is teruggekomen op het aanbod. Wegener heeft dit uitdrukkelijk betwist. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de brief van 12 maart 2007 geen definitief aanbod bevat en dat in deze brief geen bedrag is genoemd. Eerder is wel een berekening uitgereikt, maar op deze berekening is uitdrukkelijk vermeld dat er geen rechten aan kunnen worden ontleend en dat dit een pro forma berekening is. Voor zover er wel sprake zou zijn geweest van een concreet aanbod dan is dit aanbod voor de aanvaarding op 23 mei 2007 ingetrokken. 4.3 De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de clausule op de berekening en de omstandigheid dat duidelijk was dat ook nadat de werknemer de keuze heeft gemaakt nadere besluitvorming zou moeten plaatsvinden over de mogelijkheid om van de vertrekstimuleringsregeling gebruik te maken, er geen sprake is geweest van een onherroepelijk aanbod. Ook staat vast dat [eiser] pas (ook nog maar voorwaardelijk) heeft gekozen om van de vertrekstimuleringsregeling gebruik te maken, nadat hem op 10 mei 2007 in ieder geval duidelijk was geworden, hoe Wegener de vertrekstimuleringsregeling uitlegde. 4.4 Het primaire standpunt wordt derhalve verworpen en de primair gevorderde verklaring voor recht zal worden geweigerd. 4.5 Vervolgens dient thans het subsidiaire verzoek te worden beoordeeld. Aan de orde is de vraag of volgens de tekst van de in het Sociaal Plan opgenomen vertrekstimuleringsregeling een verlaging van de vertrekvergoeding mag plaatsvinden met te ontvangen uitkeringen en dus hoe de zinsnede “doch nooit meer dan de verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd”, dient te worden uitgelegd. 4.6. Door [eiser] is bepleit dat de zinsnede betekent dat de uitkering nooit meer mag zijn dan het loon dat [eiser] vanaf zijn ontslagdatum tot de dag waarop [eiser] 65 jaar oud wordt, zou hebben kunnen verdienen bij Wegener. Dat ook rekening moet worden gehouden met de WW-uitkering blijkt volgens hem niet uit de zinsnede. Volgens vaste jurisprudentie is bij de uitleg van een Sociaal Plan net als bij de uitleg van een CAO de tekst van doorslaggevende betekenis en spelen de partijbedoelingen en dergelijke geen rol. Voor de uitleg van [eiser] pleit dat ook de personeelsfunctionarissen van Wegener aanvankelijk uitgingen van de uitleg van [eiser]. Wegener kan zich niet beroepen op een achteraf gegeven toelichting. [eiser] beroept zich voor de door hem voorgestane uitleg tevens op de uitleg en toepassing van de kantonrechtersformule en de toelichting van de kring van kantonrechters en op een vonnis waarin de vergoeding aan een oudere werknemer niet is beperkt tot het verlies aan loon tot de pensioengerechtigde leeftijd. Door niet in de tekst van het Sociaal Plan uitdrukkelijk te vermelden dat de WW-uitkering wordt afgetrokken is ook het vertrouwen gewekt, dat een dergelijke aftrek niet zal plaatsvinden. 4.7 Wegener stelt het volgende. De zinsnede “doch nooit meer dan de verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd”, behoeft enige uitleg en die uitleg is ook gegeven. In april 2007 zijn bijeenkomsten georganiseerd waarin uitdrukkelijk is meegedeeld dat degenen die gebruik maken van de vertrekstimuleringsregeling recht krijgen op WW en dat die WW in mindering wordt gebracht op de vertrekvergoeding. Ook zonder uitleg is de interpretatie van Wegener volgens haar de meest logische, omdat bij de interpretatie van [eiser], hij voor het afstaan van zijn arbeidsplaats beloond zou worden met een inkomen tot zijn 65ste levensjaar van 130% van zijn laatst verdiende loon. 4.8 In het verleden werd er bij de vaststelling van sociale plannen bij Wegener vanuit gegaan dat werknemers die vrijwillig gebruik maakten van een vertrekregeling geen recht op WW zouden hebben. Sinds de wijziging van de sociale wetgeving op 1 oktober 2006, ontstaat ook voor deze groep dat recht. Daarom is in het onderhavige Sociaal Plan Osiris anders dan in de vorige plannen, opgenomen dat de te ontvangen vergoeding nooit meer kan bedragen dan de te verwachten inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Bij de in april gemaakte berekeningen van de vergoedingen is gebruik gemaakt van het computerprogramma gebaseerd op de oude sociale plannen. Zodoende is in de in april gepresenteerde berekeningen nog geen rekening gehouden met de te verkrijgen WW-uitkering. Wegener betreurt dit en dat er daardoor misverstanden zijn ontstaan. Om die reden is zij de oudere werknemers tegemoet gekomen door de te verkrijgen IOW-uitkering niet in mindering te brengen op de vertrekvergoeding. 4.9 Wegener verwijst voorts naar jurisprudentie en literatuur over Aanbeveling 3.5. behorend bij de kantonrechtersformule. Deze Aanbeveling luidt als volgt: “De vergoeding zal - behoudens eventuele immateriële schade - niet hoger zijn dan de verwachte inkomstenderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Een 63-jarige met 20 dienstjaren zou bij toepassing van de formule een vergoeding ontvangen die hoger ligt dan zijn redelijkerwijs te verwachten inkomstenderving”. Op grond van die Aanbeveling houden kantonrechters volgens Wegener bij het toekennen van een vergoeding rekening met de te verkrijgen WW-uitkering. [eiser] wijst op een uitspraak waarbij vanwege bijzondere omstandigheden bestaande uit een zeer laakbaar gedrag van de werkgever geen aftopping van de uitkering heeft plaatsgevonden, maar dit is een incidenteel geval. Wegener beklemtoont dat in het onderhavige geval gesteld noch gebleken is dat zich laakbaar gedrag van de werkgever voordoet. 4.10 De kantonrechter overweegt als volgt. Beide partijen hebben terecht zich beroepen op de rechtspraak van de Hoge Raad over uitleg van CAO’s, de zogenaamde CAO-norm die ook voor sociale plannen zoals het onderhavige SP pleegt te worden gehanteerd. In HR 14 maart 2008 (LJN BC 6699) heeft de Hoge Raad de in het kader van voortzetting en verfijning van de in het Haviltexarrest (HR 13 maart 1981, NJ 1981,635) ingezette lijn het volgende overwogen: “Voor de wijze waarop CAO-bepalingen dienen te worden uitgelegd geldt als uitgangspunt dat de bewoordingen van de CAO-bepalingen en eventueel de daarbij horende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO, voor zover deze niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting daarbij kenbaar zijn, maar op de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden”. 4.11 Voor de keuze van de uitleg van de tekst van het Sociaal Plan is van doorslaggevend belang of onder het begrip inkomensderving alleen het loon dat de werknemer nog zou verdienen als de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet betrokken zou worden of dat ook rekening moet worden gehouden met de te verkrijgen sociale zekerheidsuitkering. 4.12 De kantonrechter is van oordeel dat de uitleg zoals Wegener die geeft aan de tekst van het Sociaal Plan het meest aannemelijk voorkomt. De WW-uitkering waarop [eiser] na het einde van de arbeidsovereenkomst recht krijgt, komt in de plaats van het loon dat hij bij Wegener verdiende zodat hier bij de vaststelling van de omvang van het bedrag dat [eiser] aan inkomen gaat derven tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd, rekening mag worden gehouden. Hieraan kan worden toegevoegd, dat in de inleiding van het Sociaal Plan onder 13 een verwijzing is opgenomen naar de kantonrechtersformule en de tekst van Aanbeveling 3.5. Ook [eiser] verwijst voor de uitleg van het Sociaal Plan naar de Aanbeveling 3.5 bij de kantonrechtersformule. Ook bij de toepassing van die Aanbeveling pleegt de kantonrechter echter rekening te houden met te verkrijgen uitkeringen (zie onder andere het door Wegener aangehaalde artikel van H.L.A. Ko in Arbeidsrecht 2007, 31 en de daar vermelde jurisprudentie). In het door [eiser] aangehaalde vonnis is een hogere vergoeding toegekend dan de inkomstenderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd, omdat in de vergoeding een immateriële schade is verwerkt vanwege verwijtbaar gedrag van de werkgever. 4.13 Bovendien is de door Wegener toegepaste uitleg ook weergegeven in de nadere uitleg op het Sociaal Plan die [eiser] heeft ontvangen voordat hij de keuze voor de vertrekstimuleringsregeling heeft gemaakt. De kantonrechter acht de verklaring van Wegener hoe het is gekomen, dat aanvankelijk verkeerde berekeningen zijn gemaakt omdat men van een oud Sociaal Plan uit is gegaan, aannemelijk. Dit betekent dat dit er niet op duidt dat aanvankelijk van een andere uitleg van het Sociaal Plan is uitgegaan of dat men, zoals [eiser] ter comparitie heeft gesteld: “gaandeweg de wedstrijd de spelregels heeft veranderd”. 4.14 [eiser] heeft niet betwist dat zijn inkomen na ontslag met een niet vanwege een WW-uitkering afgetopte vergoeding, 130% van zijn laatst verdiende loon zou bedragen. Het gevolg van de uitleg zoals [eiser] die voorstaat, zou dus betekenen dat hij er in inkomen in belangrijke mate op vooruit zou gaan. De kantonrechter ziet hierin een argument tegen de uitleg zoals [eiser] die voorstaat en voor de uitleg van Wegener. De strekking van een Sociaal Plan is immers de financiële gevolgen van een reorganisatie op te vangen, waarmee een vaststaande inkomensverhoging niet strookt. 4.15 Het voorgaande leidt ertoe dat ook de subsidiaire vordering dient te worden afgewezen. 4.16 Meer subsidiair heeft [eiser] gevorderd dat als rekening mag worden gehouden met de WW-uitkering met meer aspecten rekening moet worden gehouden. Daarbij noemt hij de fiscale gevolgen van de eenmalige uitkering, het gebrek aan pensioenopbouw gedurende de periode tussen 1 oktober 2009 en 1 oktober 2015 en het missen van loonsverhogingen. Wegener heeft bij wijze van verweer hiertegen aangevoerd dat bij berekeningen op basis van de kantonrechtersformule pensioenaspecten expliciet buiten beschouwing blijven. [eiser] heeft verder geen loonstijgingen te verwachten als hij in dienst zou blijven bij Wegener omdat hij reeds een salaris ontvangt dat hoger is dan het maximumsalaris in zijn schaal. CAO-verhogingen kan hij compenseren, omdat de eenmalige uitkering fiscaal vriendelijk kan worden aangewend. [eiser] heeft dit verweer onbesproken gelaten. 4.17 De kantonrechter is van oordeel dat in navolging van de toepassing van de kantonrechtersformule de pensioenaspecten hier buiten beschouwing kunnen blijven. Voorts is niet betwist dat [eiser] geen salarisverhogingen anders dan de CAO-verhogingen te verwachten zou hebben. Evenmin is betwist dat [eiser] door de wijze van toepassing van de vertrekregeling waarbij uitsluitend de te verkrijgen WW-uitkering op de te berekenen inkomensderving in mindering wordt gebracht, nog tot aan zijn pensioen over een inkomen van 120% van zijn laatst verdiende loon kan beschikken en de eenmalige uitkering fiscaal vriendelijk kan worden aangewend. De kantonrechter stelt vast dat het gestelde mogelijke nadeel dat [eiser] lijdt door van de vertrekregeling gebruik te maken op die wijze kan worden opgevangen. Ook de meer subsidiaire vordering dient dan ook te worden afgewezen. 4.18 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. 5. De beslissing De kantonrechter: wijst de vorderingen af; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van Wegener tot op heden begroot op € 1.200,00 ter zake van salaris gemachtigde (niet met btw belast); Aldus gewezen door mr. M.H. Kobussen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de griffier. blad 7